Roemeense muziek, de Lautari
De Lăutari, ze zijn zelfs zichzelf vergeten!
Waarschijnlijk al in de nabije toekomst zullen we deze authentieke Roemeense muziek niet meer kunnen beluisteren en existeert die alleen nog op oude gemaakte opnames.
De kinderen begonnen al op 4- of 5-jarige leeftijd hun instrument te bespelen en naar traditie, hetzelfde instrument als hun vader. Er was geen keuze! Ze gingen niet naar school en het vak van Lăutari bracht brood op de plank.
Ze speelden bij elke gelegenheid, huwelijksceremonies, doopfeesten en begrafenissen. Geen gemakkelijke job, zij waren verantwoordelijk voor de stemming tijdens deze gelegenheden, die soms wel drie dagen duurden, waarbij non-stop gespeeld moest worden. Laag in de hiërarchie van de maatschappij moesten ze zich alles laten welgevallen en werden ze met regelmaat geslagen als het gespeelde niet beantwoordde aan de verwachting van de gasten.
Musica Traditionale of Musica Lăutarească?
De spanning tussen de traditionele Roemeen en de zigeuner komt naar boven in een wat negatieve uitspraak van de nationaal bekende traditionele zanger Grigore Leşe: ‘De man van het platteland zingt om zijn emotie uit te drukken, de Lăutar doet het slechts voor het geld.’
We mogen de muziek van de Lăutari zeker niet verwarren met de zigeunermuziek. Hoewel het, oppervlakkig gezien, gelijkenissen vertoont zijn er zeker ook verschillen. Het betreft hier de authentieke Roemeense muziek, overgedragen van vader op zoon binnen de clans. Het is moeilijk de nuanceverschillen in deze muziek met woorden te beschrijven en daarmee de lading te dekken.
Het communistische regime trachtte, met succes, de Roemeense volksmuziek te propaganderen en deed dit op een wijze die totaal niets met de authentieke en geniale oorspronkelijke muziek van doen heeft. Ze maakten voor die tijd mooie beelden met volksdansgroepen, begeleid door muziek, die nog maar een schaduw waren van de oorspronkelijke kracht van de werkelijke volksmuziek. Zelfs tot op de dag van vandaag wordt aangenomen dat dit door het communisme verbreidde en de naar hun ideeën aangepaste volksmuziek echt traditioneel is. Zelfs de Roemenen zelf zijn hun eigen muziek vergeten en menen te denken dat dit het is.
Rond de jaren ’90 ontstond de zender Etno, waarbij men traditionele nummers, vaak begeleid door synthesizers, ten gehore brengt. Speciale themazenders werden hiervoor door de televisie geïnitieerd. Dit in tegenstelling tot de folkloremuziek, waar traditionele uitvoering en klederdracht de basis vormen. Etno en folklore zijn beide onderdeel van de ‘Musică Populare’. Ze zouden kunnen worden gezien als een moderne vercommercialiseerde interpretatie van de oorspronkelijke ‘Musica Traditionale’ zoals die in de dorpen voorkwam.
Lăutari de Clejani
In 1986 reisde de Zwitserse etnomusicoloog Laurent Aubert naar Clejani, een dorpje met 3000 inwoners 40 km ten zuiden van Boekarest. Hij nam contact op met zijn collega, de etnomusicologe Speranţa Radulescu, die de bewaakster van de traditionele Roemeense volksmuziek wordt genoemd. Radulescu vertelde hem over een groep muzikanten die hij beslist moest horen en opnemen. Aubert nodigde hen uit en, nadat ze drie uur te laat arriveerden, begonnen ze te spelen.
Aubert: ‘Ik herinner me dat ik vanaf de eerste noot van het eerste nummer volkomen in de ban was van deze muziek, die ik nauwelijks kende. Dat was het liefdeslied Lunca Obedeanului, dat in schroeiende dichtregels de onmogelijke liefde beschrijft tussen een Tristan en Isolde uit Roemenië.’
Laurent Aubert produceerde vervolgens twee cd-opnamen in een schamele, provisorisch ingerichte kelderstudio in Boekarest.
De opnamen raakten in eerste instantie in de vergetelheid en werden later teruggevonden bij Harmonia Mundi door muziekjournalist Renee van Peer. De oorspronkelijke cd had de de droge titel ‘Musique des Tsiganes de Valachie – Les Lăutari de Clejani’ en had een onwaarschijnlijk lelijke prent op het boekje.
Renee van Peer verhaalt bij het eerste beluisteren van de oorspronkelijke opname:
‘Het eerste nummer, bijna een kwartier lang, begint met een vioolsolo die het ene moment snel naar een toon trekt, dan weer even op een toon blijft stuiteren, eromheen danst. Daar onderdoor een rap ratelend hakkebord, een vlot doorstappende bas en zacht pompende akkoorden van een accordeon. Twee zangers nemen steeds het woord van elkaar over. Je hoort ze soms tussen een paar regels door lachen. De stemming is opperbest. De stemmen hebben dat gruizige randje, de spanning in de keel, die je zo graag hoort in dergelijke feestmuziek.’
De groep ging zonder aarzeling akkoord met het voorstel van de twee Belgen en drie jaar later was de Taraf de Haïdouks geboren, met een gelijknamige cd en een eerste grote tournee.
Deze eerste tournee was een gigantisch succes en bracht hun zelfs een optreden in de Opera van Parijs. De Taraf de Haïdouks werden zo populair dat zij na afloop van de concerten op straat verder speelden gevolgd door het enthousiaste publiek. Op straat verkochten ze zelf opgenomen (maar grotendeels lege) cassettes.
In 2000 kende het succes van de Taraf de Haïdouks geen grenzen, de media waren wereldwijd vol lof en alle zalen waren op voorhand uitverkocht. De BBC verleende hun in 2002 de Award for World Music!
Aansluitend op dit filmdebuut werden de Taraf de Haïdouks uitgenodigd voor de film ‘The man who cried’ samen met Johnny Depp en Christina Ricci. Johnny Depp was zo onder de indruk dat hij het ensemble uitnodigde in zijn huis in Los Angeles waar ze avond aan avond voor zijn vrienden speelden.
Op hetzelfde moment ging het in Roemenië snel bergafwaarts met de volksmuziekcultuur. Men prefereerde een nieuw ontstane gypsy stijl, genoemd ‘Manele’ en dit was wat men nu wilde horen. Het communistische regime had immers al via de media een stempel gedrukt op de volksmuziek, een onwaardig stempel. Bijna niemand voelde belangstelling om deze nieuw gevestigde maar foute waarde te herzien. Treurig is dat de Taraf de Haïdouks wereldfaam genoten, maar in Roemenië zelf niet erkend werden en zelfs geïgnoreerd. En dat terwijl ze hun land een goed imago hadden kunnen bezorgen. Ze speelden uiteindelijk geen zigeunermuziek, maar historisch traditionele Roemeense muziek, met een geschiedenis en traditie van honderden jaren.
Met het overlijden van Nicolae Neacsu en Dumitru ‘Cacurica’ Baicu, (de twee belangrijkste musici) schreef de Guardian: met hun overlijden sterft met hen ook de laatste generatie Lăutari!
Hun opvolgers zijn technisch wellicht uitmuntend maar missen juist dat … Daarnaast is het repertoire verschoven naar een meer commercieel middengebied waar we eigenlijk niet op staan te wachten en waarmee belangrijke authentieke waarden verloren gaan.