bestaat uit meer dan 200 gedichten en liederen over heel uiteenlopende onderwerpen.
De tekstenten drijven vaak de spot met de rooms-katholieke kerk en zijn in een onmiskenbaar gedenigreerd kerklatijn geschreven.
De priesters in deze middeleeuwse periode waren vaak van eenvoudige afkomst, hadden meer oog voor vrouwelijk schoon en drank, en deden geen moeite om correct Latijn te spreken. Het grootste deel van de resterende teksten binnen deze collectie zijn amoureus van aard.
Het handschrift daterend uit de periode 1220 tot 1250 bleek erg beschadigd te zijn. Met behulp van eerdere manuscripten (fragmenten) heeft men getracht het werk te reconstrueren.
Op deze wijze vond ook een reconstructie van de authentieke muziek bij deze teksten plaats.
Van de oorspronkelijke muziek bij deze bundel met Latijnse teksten, hier en daar onderbroken door een couplet in het Duits of het Provençaals, bestaan mooie opnamen. Maar veel bekender is de selectie geworden die Carl Orff (1895-1982) uit deze liederen maakte. De muziek die hij erbij schreef, zinspeelt soms op de oude muziek, maar is toch een nieuwe compositie, in een eigen, niet-middeleeuwse stijl.
Orff was in de 'volkstoon' geïnteresseerd, in dialecten, kinderversjes, bakerrijmen. Hij schreef zelf graag teksten in zijn Beierse dialect. Carl Orff componeerde meerdere opera’s waaronder Die Kluge, zijn meest bekende opera naar een sprookje van de gebroeders Grimm.
Orff heeft grote bekendheid verworven met zijn inzet voor schoolmuziek. Hij ontwikkelde o.a. het 'Orff-Instrumentarium' en zijn leerboek 'Orff-Schulwerk'. Dit leerboek werd vooral in Duitsland als een standaard gezien.
Met zijn vertoning van de Carmina Buranateksten (1937) heeft hij de middeleeuwse teksten opnieuw onder de aandacht weten te brengen en bijgedragen aan de populariteit van deze schitterende middeleeuwse verzen.