Fuga, is een complex en streng gestructureerd muziekstuk in contrapunt, met twee of meer gelijkwaardige partijen.
De Fugavorm was zeer populair in de Barok. Elke lijn is opgebouwd in een vaste volgorde en bestaat uit een thema, een tegenthema en een vrij deel.
De term Fuga komt van het Latijnse woord fugere, vluchten.
Een Fuga begint met een expositie waarbij het thema door alle stemmen, eenmaal aan bod komt.
De eerste inzet van het thema is eenstemmig en begint op de tonica ofwel de grondtoonsoort waarbinnen de fuga is geschreven en heet dux. De tweede inzet van het thema is meestal op de dominant en wordt comes genoemd. De melodie die in contrapunt tot het thema staat, heet tegenthema.
Nadat alle stemmen eenmaal aan bod kwamen volgt het divertimento. Het divertimento binnen de fugatechniek is een term die wordt gebruikt om de wat vrijere vorm met een losser improvisatorisch karakter aan te duiden, die zich tussen de strenge fuga delen in bevinden.
De divertimenti maken vaak gebruik van modulaties en variaties op de Dux, het eerste thema. Het divertimento wordt ook de doorvoering genoemd.
Deze muziekvorm ontwikkelde zich in de 18e eeuw uit meerdere soorten contrapuntische composities zoals de ricercares, capriccio's, canzones, en fantasia's.
Compositietechnieken binnen de Fuga
De Fuga kan gebruik maken van verschillende technieken zoals:
Stretto, waarbij de verschillende stemmen elkaar versneld opvolgen.
Inverse, een horizontale spiegeling van het thema.
Augmentatie, waarbij de notenwaarden verlengt worden en er een natuurlijke vertraging ontstaat.
Diminutie, waarbij de notenwaarden verkleind worden en er een natuurlijke versnelling ontstaat.
Retrograde, de omkering van het thema.
Orgelpunt, meestal wordt de basnoot van de dominant gebruikt. een orgelpunt wordt meesstal aan het slot ingezet en verhoogt de spanning.
Er zijn ook Dubbelfuga’s, hier worden 2 verschillende thema’s ingebracht. Het mooiste voorbeeld is het Kyrie uit het Mozart requiem.
Fuga en het aantal stemmen
Over het algemeen zijn er twee tot vijf stemmen. Binnen grotere werken met koor en orkest kan het aantal stemmen oplopen tot wel tien stemmen. Een eenstemmige variant is niet mogelijk, maar er kan wel meerstemmigheid gesuggereerd worden. Johan Sebastian Bach was een waar genie in alle contrapunt vormen. Zelfs in zijn partita’s voor viool solo en cello solo weet hij meerstemmigheid op een buitengewone briljante manier te suggereren.
Andere belangrijke componisten in dit genre zijn: Frescobaldi, Froberger, Buxtehude, César Franck, Mendelssohn, Brahms en Reger.