George Enescu, Roemeense componist, violist en dirigent

George Enescu, Roemeense componist, violist en dirigent, die als violist een legende werd. Toch zag hij zichzelf meer als componist.

Yehudi Menuhin beschreef Enescu als volgt: ‘The Absolute by which I judge all others … the most extraordinary human being, the greatest musician and the most formative influence I have ever experienced.’

En de legendarische cellist Pablo Casals noemde hem ‘The greatest musical phenomenon since Mozart‘.

De vraag is waarom hij en zijn muziek niet bekender zijn geworden. De reden voor het uitblijven van echte bekendheid bij het grote publiek ligt aan de politieke situatie van Roemenië tijdens zijn leven. Tevens was Enescu niet geïnteresseerd om zichzelf te promoten en had een afkeer van publiciteit.

 

‘Ik werk momenteel aan een Caprice voor viool en orkest waarin ik een dialoog tussen een zigeunerviolist en zijn begeleidend orkest wil uitdrukken met het karakter van volksmuziek, maar bewust niet in stijl, want dat wordt te gemaakt. Karakter is waar het om gaat.’

George Enescu over ‘in hoeverre het improvisatorische karakter’

De ervaring van het moment, het spontane coloriet van de volksmuziek is de basis van alle muziek. De essentie hiervan te vangen te veredelen om vervolgens in een partituur vast te leggen, vormden de basis en motivatie van de Roemeense componist, violist en dirigent George Enescu.

Versmelten van tradities met klassieke muziekcultuur

George Enescu zag zichzelf niet zoals zijn landsman Béla Bartók als wetenschapper of onderzoeker, die de wortels van de muziekcultuur wilde blootleggen, maar meer als een authentieke musicus. In zijn composities versmelten de tradities vanuit de folklore met de klassieke muziekcultuur. Enescu laat deze, gedreven vanuit zijn muzikale wortels enongelofelijke muzikaliteit en intuïtie, versmelten met de traditie.

Zijn uiterst verfijnde omgang met ritme en geraffineerdheid in handhaving van de modale harmonieleer, kleurrijke instrumentatie, en gevoel voor sfeer en emotionele concentratie maken hem tot een unieke karakteristieke componist.

George Enescu en ‘dor’

De toverachtige stemming die Enescu’s muziek uitademt wordt grotendeels gevormd door zijn Moldavische afkomst. Het begrip ‘dor’ (nostalgisch, weemoedig) is van toepassing op de Doina’s de langzame en weemoedige melodieën van de zigeuners waartoe Enescu zich magisch aangetrokken voelde.

‘Mijn ouderlijke huis lag dicht verscholen in een acaciabos, had een verdieping en een houten dak. Witgekalkte muren en een blauw geverfde galerie waar uien hingen te drogen. Ik ben met de aarde verworteld en geboren met sagen en legendes. Mijn hele leven stond onder invloed van de goden.’

George Enescu werd geboren op 19 augustus 1881 (naar de toenmalige orthojulianische kalender op 7 augustus) in het dorp Liveni-Virnav in het Moldavische deel van Roemenië.

‘Ik werd geboren als een personage uit een tragedie, onder dramatische omstandigheden.’

Zijn beide grootvaders waren priester. Een van de grootouders heette Enea Galin en was cantor. Bij de geboorte van zijn zoon Gheorghe doopte hij hem met de naam ‘zoon van Aneas’ wat in het Roemeens Enescu betekent.

Als vierjarige kreeg George Enescu zijn eerste vioollessen van een zigeuner, die geen noot kon lezen. Een jaar later kreeg hij pianoles en begon hij met het leren lezen en schrijven van noten. Dit maakte dat hij meteen met componeren begon. Intussen waren zijn vorderingen op de viool zo markant dat Eduard Caudella, de directeur van het conservatorium in Iasy hem meteen doorstuurde naar Wenen, onder de vleugels van Joseph Hellmesberger. In Wenen raakte hij direct in de ban van Johannes Brahms en later van Richard Wagner.

‘Wagner is de meest indrukwekkende onder alle componisten. Zijn chromatiek zit nu al in mijn vlees en bloed. Dit te verloochenen zou zijn als het amputeren van een van mijn ledematen.’

 

Enescu in Parijs

In 1894 ging Enescu naar het conservatorium in Parijs waar hij compositielessen van Jules Massenet kreeg. Zijn composities uit die tijd ademen reeds een perfectie in stijl en handhaving van de klassieke vormen die niet onderdoet voor de jonge Mendelssohn of Bizet. Na Massenet was Gabriel Fauré zijn leraar, samen met André Gédalge, een grootmeester op het gebied van de fuga.

‘Polyphonie is de basis van mijn muzikale taal. Ik wend me af van alles dat stagneert.’

Enescu genoot in Parijs zijn leven met volle teugen en leerde er naast prinses Marie (zijn Mecenas) de vrouw van zijn leven kennen. Marie Cantacuzino, door iedereen Maruca genoemd; zij was de dochter van een Roemeens grootgrondbezitter. Maruca leefde allang gescheiden van haar man, prins Cantacuzino. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gingen beidde terug naar Roemenië waar Maruca gewonden verpleegde terwijl George Enescu speelde in de lazaretten.

‘Ik heb vaak mogen ervaren wat de uitwerking was van muziek op het heil en gezondheid van de soldaten; ik zag het aan hun gezichten nadat ik de eerste paar noten speelde. Deze verandering is het existentierecht van muziek. Zou muziek niet de wonderbaarlijke uitwerking hebben om de menselijke geest tot rust te brengen en te reinigen dan zou ze nutteloos zijn en een zinloze opeenvolging van klanken.’

Yehudi Menuhin, leerling van George Enescu

Yehudi Menuhin was Enescu’s meest trouwe en succesvolle leerling. Menuhin berichtte later: ‘Als achtjarige hoorde ik Enescu voor het eerst in San Francisco met het vioolconcert van Brahms. Zijn optreden, houding en uiterlijk, met imposante zwarte haren, maakten hem tot de ideale musicus; vrij, ongebonden als een zigeuner, natuurlijk en levendig zoals ik nog nooit had gehoord.’

Maurice Ravel bij George Enescu

‘Tijdens een les bij Enescu werden we bezocht door Maurice Ravel die zijn nieuw gecomponeerde vioolsonate aan ons voorstelde. Na een eerste doorspelen speelde Enescu het hele stuk reeds uit zijn hoofd net zoals hij het hele repertoire en literatuur uit zijn hoofd kende en op elk moment elk detail kon spelen.’

Menuhin schreef verder in zijn biografie: ‘Wat ik van hem leerde was niet door woorden, maar door voorbeelden, door naar hem te luisteren.’

‘Nooit hoorde ik een mooier’ en grenzeloze vibrato. Trillers als ik nooit eerder hoorde.


Wanneer Enescu Bach speelde was dat helderheid ten top. Hij elimineerde al het overvloedige en bleef met Bachs anatomie alleen. Ik kon toen nog niet alles bevatten maar tijdens mijn leven bleef hij steeds mijn grote voorbeeld.’

Vier jaar na de tweede symfonie, tijdens de oorlogsjaren in Roemenië, componeerde hij zijn derde symfonie. Leunend tegen Richard Strauss maar zeer vernieuwend door een vocalisekoor in te voegen en hiermee wijzend naar een nieuwe richting.

Ida Haendel over Enescu

De Poolse Ida Haendel was misschien wel de meest fascinerende violiste van de 20ste eeuw. Ze noemde George Enescu haar belangrijkste mentor.

‘Mijn vader nam me ook mee naar Parijs om Enescu te ontmoeten en ik ontmoette hem na de oorlog opnieuw toen ik in mijn tienerjaren was. Hij was een van de meest eenvoudige mensen; dit is de grootste kunst in de muziek, niets gekunsteld; hij volgde trouw de partituur, zoals ook ik probeer te doen, want mijn grootste respect is niet voor de uitvoerder, maar de componist, die het grootste genie is, omdat hij het haalt uit de diepte van zijn ziel. Ik noem mezelf een dienaar van de componist.’

Enescu, was een zachte man, die meer bezig was met het muzikale resultaat dan met de middelen om het te bereiken.

Enescu’s opera Oedipe

Met de opera Oedipe, het symfonische gedicht Vox Maris, de derde orkestsuite en de laatste sonaten bereikte Enesu een singulier hoogtepunt van zijn oeuvre met exquisiete harmonieën en instrumentale kleuren.

‘Het is een vreselijke aangelegenheid: alles gelijktijdig in het bewustzijn hebben. Zou ik me kunnen concentreren op het detail, maar nee, alles moet zijn alsof het spontaan ontstaat en alles samenvalt alsof het uit een ideeënvloed is ontstaan.’
‘Ik kan niet meer aan tien verschillende werken gelijktijdig schrijven zoals ik dat deed in mijn jeugd. Ik heb symfonieën, strijkkwartetten en werken voor viool en piano in mijn hoofd maar geen tijd ze op te schrijven.’

Moeilijke jaren ging Enescu tegemoet. Maruca kreeg een psychische collaps die nooit meer goed kon komen. Enescu vreesde dat een volledige krankzinnigheid zou intreden en eind dertigerjaren werd een ruggengraat verkromming vastgesteld die haar geheel verkreupelde.

Als ouder wordende man moest hij vaststellen dat zijn tot dan toe onfeilbare oren een vervorming van toonhoogten weergaven.
Toen de communisten na de tweede wereldoorlog de macht overnamen, moest hij wederom als gevierd virtuoos optreden ofschoon hij dat niet meer kon. Zijn trots maakten dat hij zijn gebreken niet bespreekbaar maakte.

In deze laatste periode beëindigde hij zijn meest sterke composities, het tweede strijkkwartet en het tweede pianokwartet en Vox maris, een vocaal symfonische compositie, en tenslotte ‘die Kammersymphonie’.

George Enescu, Roemeense componist, violist en dirigent

‘Ik componeer regelmatig, maar heel langzaam, zorgvuldig en niet in overeenstemming met de nu moderne stijl … Soms onmerkbare verbeteringen, weinig maar zo goed als mogelijk …’

In juli 1954 kreeg Enescu en ernstige bloeding en overleed in de nacht van 3 op 4 mei 1944 in Parijs.
‘Wanneer ik alles op papier zou brengen wat zich in mijn hoofd afspeelt, dan zou ik honderden jaren nodig hebben.’

George Enescu ontwikkelde een unieke en individuele stijl met classicistische helderheid, vermengd met het improvisando, het magische ‘dor’, de onbestemde maar uiterst diepe passie. Als vioolleraar drukte hij een stempel op de generatie violisten nam hem. Nu nog is hij voor elke violist een voorbeeld par excellence.

Enescu Romanian Rhapsody:

New Romanian Symphony Orchestra, o.l.v. Raymond Janssen.

 

Raymond Janssen
Artikel voor het Roemenie Magazine, najaar 2009
Gebruikte literatuur:
‘George Enescu – His Life an Music’ von Noel Malcolm; Verlag Toccata Press, Exeter, 1990 (ISBN 0-907689-33-7). ‘Yehudi Menuhin – Georges Enesco’ von Bernard Gavoty (übers. A.-H. Eichmann); Verlag R. Kister, Genf, 1960. ‘Unvollendete Reise. Lebenserinnerungen’ von Yehudi Menuhin (übers. I. Nadolny; Piper Verlag, München, 1976.