Luigi Cherubini | componist
Luigi Cherubini
Luigi Cherubini 1760-1842, de in Italië geboren componist kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, die clavecinist was in het Teatro della Pergola in Florence. Hij vervolgde zijn lessen bij Bartelomeo Felici. Het was vooral Giuseppe Sarti in Venetië, die hem vertrouwd maakte met de polyfonie. De jonge Luigi Cherubini schreef vooral religieuze muziek.
Dit zou veranderen en vanaf 1778 kreeg hij belangstelling voor de opera. Zijn eerste opera Il Quinto Fabio die hij voltooide in 1780 werd de eerste aanzet tot een succesvolle carrière als opera componist.
In 1784 ging Cherubini voor twee jaar naar Londen, waar hij een aanstelling kreeg als koninklijk hofcomponist. hij begon in Londen aan een opera op basis van een Frans libretto van Jean-François Marmontel, Démophon.
Luigi Cherubini's muziek begon nu steeds meer originaliteit tonen.
In 1786 besloot hij zich in Parijs te vestigen en werd dirigent aan het theater van Marie Antoinette. Later datzelfde jaar vestigde hij zich in Parijs. Zijn eerste grote succes hier was in 1792 met de opera Lodoïska. Dit werd gevolgd door Eliza in 1794 en Medea in 1797. Medea ofwel Médée zijn tot op heden het meest bekende werk van Cherubini gebleven. De premieres van zijn werken vonden plaats in het Théâtre Feydeau.
Door de Franse Revolutie was de traditie met de Italiaanse opera verbroken. De Franse opera ontwikkelde zich, mede door Luigi Cherubini en tijdgenoten zoals Spontini snel verder tot de Grand Opera.
Wisselende waardering voor Cherubini
Ludwig van Beethoven was een bewonderaar van zijn composities vanwege de buitengewone orkestratie met een verfijnde detaillering. Franz Schubert verklaarde Médée tot zijn favoriete opera en Johannes Brahms noemde zijn werk het absolute hoogtepunt van de klassieke muziek.
Cherubini's populariteit nam aanzienlijk af na de opera Les deux journées, Het Parijse publiek kreeg meer belangstelling voor jongere componisten zoals Boieldieu. Zijn opera-ballet Anacréon was een regelrechte mislukking.
In 1805 ontving Cherubini een uitnodiging uit Wenen om een opera te schrijven en deze persoonlijk te dirigeren. Faniska werd het volgende jaar geproduceerd en werd enthousiast ontvangen, in het bijzonder door Haydn en Beethoven.
Les Abencérages uit 1813, was een poging van Cherubini om te concurreren met La Vestale van Spontini. Het bracht de componist waardering maar de de opera zou verder niet meer worden uitgevoerd.
Teleurgesteld door gebrek aan succes in het theater, besloot Luigi Cherubini zich opnieuw te wijden aan de kerkmuziek. Hij schreef zeven missen, twee requiems en vele kortere composities voor koor. Tijdens deze periode werd hij benoemd tot surintendant de la musique du roi onder de herstelde monarchie (zijn relaties met Napoleon moeten beslist bijzonder zijn geweest).
In 1815 gaf de London Philharmonic Society hem de opdracht om een symfonie, een ouverture en een compositie voor koor en orkest te schrijven, waarvan hij de uitvoering vooral naar Londen ging om te dirigeren, en dit verhoogde opnieuw zijn internationale faam.
Cherubini Requiem
Luigi Cherubini schreef in 1816 een requiem in C-minor ter nagedachtenis van de executie van koning Lodewijk XVI van Frankrijk. Het werd een groot succes en werd bewonderd door Beethoven, Schumann en Brahms. In 1836 schreef Cherubini een tweede requiem in D Minor om op zijn eigen begrafenis te worden opgevoerd. Het is alleen voor mannenkoor, omdat de religieuze autoriteiten kritiek hadden op zijn gebruik van vrouwelijke stemmen in het eerdere werk.
Cherubini's Requiem in C-minor wordt nog met regelmaat uitgevoerd. Arturo Toscanini dirigeerde en maakte er een opname van met het NBC Symfonie Orkest in februari 1950. Toscanini nam ook de Symfonie in D van Cherubini op.
Luigi Cherubini directeur van het conservatorium Parijs
In 1822 werd Cherubini directeur van het conservatorium van Parijs waarvan de oprichting in 1795 zijn initiatief was geweest. In dezelfde periode voltooide hij zijn leerboek, Cours de contrepoint et de fuga.
Zijn rol aan het conservatorium zou hem in conflict brengen met de jonge Hector Berlioz. Er zijn veel verwijzingen naar Cherubini's persoonlijke prikkelbaarheid. Adolphe Adam schreef: "Zijn humeur was zeer gelijkmatig, omdat hij altijd boos was". Desondanks had Cherubini veel vrienden, waaronder Rossini, Chopin en vooral de kunstenaar Ingres. De twee hadden wederzijdse belangen - Cherubini was een enthousiaste amateurschilder en Ingres vond het leuk om de viool te beoefenen. In 1841 produceerde Ingres het meest gevierde portret van de oude componist.
Cherubini stierf op 81-jarige leeftijd in Parijs en werd begraven op de begraafplaats Père Lachaise.
Uit de mode
Met de brisante opkomst van de brillante Rossini in het Parijs van de jaren 1820, vielen de klassiek sobere opera's van Cherubini net als in het verdere verleden die van Gluck en Spontini, uit de mode.
Médée ofwel Medea
Médée ofwel Medea wordt wel nog af en toe nieuw leven ingeblazen. Het hangt er van af of er een zangeres beschikbaar is die de hoofdrol aankan. Maria Callas en de Hongaarse Sylvia Sass die de opera opnam in 1977 met dirigent van Lamberto Gardelli.
De meest spraakmakende 20e eeuwse live herleving van Medeavond plaats in 1953 in Florence, met Maria Callas in de titelrol en geleid door Leonard Bernstein.
Maria Callas film met Medea
Maria Callas wens om een opera te verfilmen ging in vervulling met regisseur
Paolo Pasolini. Het bleef de enige filmrol die ze heeft gespeeld. Deze film is opgenomen op super 8 smalfilm en gefilmd in de oude christelijke kerken van het Göreme Open Air Museum. De film werd gerestaureerd en gedigitaliseerd en opnieuw uitgebracht op DVD.