De cello - diepe warme toon
De cello is het op een na laagste strijkinstrument met een diepe warme toon. De stemming van het instrument is van hoog naar laag A-D-G-C en een octaaf lager dan de altviool.
De cello's zitten in het orkest in de klassieke opstelling aan de rechter zijde met daarachter de contrabassen. De cello kan ingezet worden als solo-instrument of als orkest-instrument.
Door het uitschuiven van de metalen staartpin aan de onderzijde van het instrument, kan de cello op de juiste speelhoogte worden gebracht. Bij authentieke barok speelwijze, zal de cellist het instrument tussen zijn knieƫn klemmen. In de barok werd het instrument gebruikt als basso-continuo-instrument, waarbij de cellist de baspartij van de klavecimbel harmonisch ondersteunt.
De voorloper op de cello, de viola da gamba moest al rond 1740 plaatsmaken voor de cello. Vanaf 1680 richtte de italiaanse vioolbouwer Antonio Stradivari zich op het bouwen van cello's, waarvan hij er 78 bouwde en nog 53 bestaan en gespeeld worden. Evenals zijn violen behoren de cello's tot een kwaliteit van ongekende hoogte. Net als de uit Tirol afkomstige Jacob Stainer bouwde hij in het begin een groot formaat cello dat later terug gebracht werd tot het huidige formaat dat uiteindelijk de standaard zou worden.
De zes suites voor cello solo van Johann Sebastian Bach zijn een van de meest bekende werken voor het instrument.